De immense reputatie van Jan van Eyck (ca 1390-1441) heeft lang het zicht benomen op de kunst die direct voor hem kwam. Maar tussen 1380 en 1420 ontstond de voe- dingsbodem voor de kunst van de grote Vlaming.
Mariëtte Haveman Aan het poppenhuis ontstegen. De nieuwe realiteit van Van Eyck, pp. 2-5
De faam van Van Eyck, pp. 6-7
Ann-Sophie Lehmann Voetstappen op de weg, pp. 8-13
Victor M. Schmidt Johan Maelwael. Recon-structie van een grote meester, pp. 14-23
Rozanne de Bruijne Twijfelaar, klusjesman, voedstervader. De menselijkheid van Jozef in de schilderkunst rond 1400, pp. 26-29
Marjolijn Bol De lotgevallen van een herdersstaf, pp. 30-35
Claudine Chavannes-Mazel Een schim van Van Eyck, pp. 36-39
Henk van Os Met Maria op reis, pp. 40-45
De Keus van Kunstschrift over o.a. Happy Days in het Ge- meentemuseum Den Haag, Cornelis van Haarlem in Frans Hals Museum en Erotique Rodin in Singer Laren.